Ik liet haar trots aan Lydia zien, een kennis die ook van dieren houdt en even iets kwam ophalen. Kijk, dat is ze nou, Milou.
Milou is een Rexdwerg met dalmatiër stippen. Ze was al oud, ze hoefde geen nestjes meer, en ik kon haar kopen. Ik wou dat ik al mijn oude voedstertjes nog een fijn thuis kon geven, zei de fokker toen ik haar kwam ophalen. Fokker blij, ik blij.

Wat had ik een moeite met haar. Daar zat ze dan, in een konijnenkooi op de hondenbench. Uitpuilende ogen, steeds maar weer onder dat plastic-plateautje kruipen. Als ik de kamer ’s morgens binnen kwam: hop daar schoot ze weg.
Wilde ik haar aaien: ze verstarde en haar ogen rolden zowat uit haar kop. Elke dag pakte ik haar uit de kooi, in haar toiletbakje hoor, niet met mijn handen. Elke dag leek ze zowat een hartaanval van me te krijgen. Dan zette ik haar op de grond en hipte ze op hoge poten over het vloerkleed.
Ik voelde me gekwetst; ik was toch geen slager dat ze zo bang bleef. Ik wist niet meer hoe ik de kamer in kon komen zonder een overstuur konijn te zien. Ik verweet het mijzelf; ik was niet subtiel genoeg voor konijnen.

Ik deelde mijn zorgen met Bernice Muntz, bij wie ik op dat moment de opleiding tot konijnendeskundige volgde. In de les vroeg ik om gedetailleerde informatie over lichaamstaal van konijnen: misschien kon dat ons helpen.
Intussen leerden we over verschillende methodes van konijnen trainen. Een methode sprak me bijzonder aan: een methode waarin je alles benoemt wat je gaat doen met je dier.

Vanaf dat moment ging het als een trein tussen Milou en mij. Ik zei ’s morgens: goedemorgen Milou. Deurtje gaat open. Mijn hand komt in de kooi. Ik ga je aaien. Ik pak je voerbakje. Of ik zei: in je bakje, ik ga je optillen. Ik ga je neerzetten. Consequent. Milou bloeide op. Ze werd mijn vriendin.

Een ding zat me dwars; die bolle ogen. Bezorgd belde ik de fokker. Bolle oogjes horen wel een beetje bij het dwergras, zei ze. Ik liet me het liefst gerust stellen, maar het beviel me niks.
Toen kwam Lydia op bezoek en die zei spontaan: dat is niet goed met dat oogje.
Pas toen liet ik het binnen; het ene oogje puilde verder uit dan het andere.

Onze eerste maanden samen, haar vluchten en verstarren en die bange ogen hadden iets in mij geraakt waar ik geen contact mee durfde te maken. Het vermomde zich als zelfverwijt.
Ik kon geen contact maken met mijn eigen pijn, en miste daardoor op een haartje na die van haar.

2013-12-26 10.38.09

http://www.dierentrainer.nl/Konijnentrainer/algemene-informatie