Meer dan 40 jaar geleden werd ik vegetariër, ik was in de puberteit en dus strak in de de leer. Het kwam zo; elke dag fietste ik langs het slachthuis, de kortste weg naar school. Soms stonden er pony’s aan een halstertouw buiten, te wachten op hun beurt. Die keer stond ik te kijken naar de pony’s en mijn machteloosheid te noteren. Varkens stonden bijeengedreven voor de ingang. Onder de slachthuis-deuren door borrelde water met roze gekleurd schuim, binnen werd de boel schoon gespoten. De varkens begonnen aan het roze schuim te slobberen. De deuren gingen open en 2 slagersjongens kwamen naar buiten, om de nieuwe groep naar binnen te halen. De voorste varkens hielden hun poten en kop stijf en gingen NIET! over de drempel. Een van de slagers nam een stok en sloeg de achterste varkens op hun kont. Die begonnen te krijsen en ze duwden in hun vlucht de weigeraars naar binnen.

Ik stond versteend, en probeerde te verwerken wat ik zag. Een van de jongens merkte mij op en attendeerde de ander op mij. “Hé, zei hij, moet je háár zien!”
“Nou en?” zei de ander en bekeek me van top tot teen “zij heeft er ook al ongeveer 1 op.”
Van binnen kwam er iets in beweging.
Ik keerde de pony’s en mijn machteloosheid de rug toe, fietste naar huis en deelde mee dat ik vegetariër was.

Recht in de leer was ik, en dat resulteerde in restaurants tot waar martelaarschap: Is de jonge dame vegetariër? Zucht, wil ze een eitje? Maar dat bliefde ik niet, de legbatterijen waren volop in bedrijf. Soms wilden ze de ballen wel uit de soep vissen (nee dank u) en ze konden eventueel (Zucht) een plakje kaas proberen te bakken. In restaurants voelde ik me een paria; koppig at ik mijn genadebrood.

Mijn opvattingen zijn geëvolueerd.
Marktwerking heeft zich bewezen; er is nu keus voor de bewuste consument: culinaire vegetarische hapjes hebben zich een plaats veroverd naast plofkippen, scharrelkippen en biologische vrije uitloopkippen. Met sterren bekroonde Beter Leven Varkens liggen in het schap naast de Industriële Liever Dood Varkens. Dat alles door het goede werk van vele bewuste mensen.

Maar wat nu? Worden de dieren zelf nu ook spelers in het veld? Ik zal het uitleggen; vorige week heb ik een heerlijke stoofpot gemaakt; kip in rode wijnsaus. De kip was voorzien van de kwalificatie scharrel en had een ster. Bloot lag ze in haar folie bij de aanbiedingen; de uiterste verkoopdatum maakte dat haar dood voor niets was geweest als ik haar niet kocht. Na enig aarzelen kocht ik haar.

Terwijl de boter warm werd pakte ik haar uit, aarzelend of ik haar door midden moest snijden. Ik legde haar in de pan en zei tegen mijn man: Nu gaat ze in haar kistje…..
Ik schoot in de lach. Ik was op 2 niveaus tegelijk bezig; het heerlijke eten, en de dood van deze kip. Misschien had ik teveel een ziel gezien in deze lieve dode vogel.
Ik parkeerde het incident; het gebeurt wel meer dat de afasie van mijn man mijn taalgebruik verrassend beïnvloedt.

Maar steeds als ik het deksel van de pan haalde had ik een gevoel van liefdevolle aandacht om mij heen. Een zachte moederlijke aanwezigheid. Zelfs een paar dagen later, toen ik het restje opwarmde en met stokbrood serveerde, gebeurde het weer: een tedere liefdevolle warmte omgaf mij.
Dat kipje houdt om de een of ander reden van mij.
En ik weet niet eens wat voor een kleur ze had.bruine kippen