berken in de sneeuw
Het was ijskoud, sneeuw en ijs en gladde wegen. Onderweg spraken we over de rol van de crises in onze levens. Ik gaf in vogelvlucht een opsomming van de moeilijkheden die we hadden gehad in ons leven, en de rijkdom aan wijsheid en ervaring die we daardoor verkregen hadden.
O, ja, zei hij aarzelend, en ik voelde hoe hij zich vastklampte aan mijn kijk op narigheid. (Niet dat ik er dol op ben hoor, of van avonturen houd, helemaal niet, maar het leven had me herhaaldelijk bewezen dat dat wat aanvankelijk vreselijk verlies is, leidt tot groter geluk, een inniger bestaan).
Ik benoemde de echt zware tijden in ons leven en hoe veel goeds ze gebracht hadden. Ik voelde mijn vertrouwen in het leven als een warme golf door me heen gaan.
Zullen we de toeristische route rijden? zei ik. Overmoedig omdat ik deze keer op bekend terrein was en hij niet.
Okay zei hij.
Onze Jeep gleed als een mes door zachte boter over de ijsvlakte. Een spierwit berkje kwam op me af, en mijn gedachten verzamelden alles wat ik in mijn hart had over berken: eerste boom na een ijstijd, Berkana (een Runenteken) de witte stam, dunner en jonger dan die in onze tuin. Dat gaat pijn doen dacht ik. Maar de Jeep dook, we bereikten de berk niet.

Doe je deur eens open, zei hij. Dat kan niet, daar is de sloot, zei ik.
Ik belde de wegenwacht, verbijsterd dat de Jeep ons dit geflikt had. Hij was toch onverwoestbaar? Ik belde mijn kennissen die 3 km verder op ons wachtten.
Bij  de boerderij waar we de sloot waren ingereden stonden 4 mannen van middelbare leeftijd rokend toe te kijken hoe wij uit de auto kropen, hoe we midden op het spekgladde landweggetje bleven staan wachten op hulp. In de verte zag ik mijn kennissen aankomen lopen.
Ze begroetten ons met een warme omhelzing. De man sloeg zijn armen om mijn man heen. De vrouw zei: Kom, wij gaan naar huis, daar is het warm.
Laat onze mannen maar op de bergingsdienst wachten.

Ik was verrukt van de metafoor: de passieve onverschilligheid van de mannen die stonden te kijken in de beschutting van hun schuur, kleurloos in de schaduw. Ik liet ze links liggen. We werden opgehaald door deze nieuwe mensen in ons leven: warm, kleurrijk en betrokken.
Mijn nieuwe keuzes werden me getoond in een tamelijk onschuldig incident.

En ik was dankbaar dat het gevoel van naderend onheil dat al een tijdje om me heen hing over zo iets onschuldigs was gegaan. Het liep met een sisser af, hoopte ik. Een maand later kreeg mijn man een beroerte.