Om in het lunchcafé van het tuincentrum te komen moet je langs de dieren-afdeling. Elk dier heeft zijn eigen gang met schappen. Overal verschillende soorten en maten riemen en riempjes, tuigjes en halsbandjes. Ook voor dieren waarvoor je geen tuigje of halsbandje zou bedenken; fretten, cavia’s, konijnen, ze kunnen allemaal “iets aan”.

Ik wil alles bekijken, wat is het, voor wie, en overal aankomen. Wat ik in geen enkele andere winkel heb, overkomt me op de afdeling voor dier-benodigheden; laat me maar met rust en haal me over een paar uur maar weer op.

Maar om de hoek staat daar dat knaagdier eiland: glazen bakken met cavia’s en konijnen op ooghoogte uitgestald. En vooraan zit zij, in dr eentje achter glas: Fluffie. Er hangt een getypt A4tje: Voskonijn staat er op, en nog wat.

Een paar weken geleden was ik hier ook, toen waren ze nog met zijn drieën. Nu is ze alleen. Ik fotografeer haar en app de foto aan mijn zoon: Laat dit aan papa zien, schrijf ik, Ik wil haar kopen. Hij mag ook Nee zeggen. (Waarom bel ik mijn man niet zelf? Hij kan niet lezen en niet spreken door een zware beroerte, een paar maanden eerder)

Ik kies een transportkoffer voor katten om haar in te vervoeren. Ongemerkt beland ik in een nieuw universum: waarin konijnen echte huisdieren zijn, met een eigen lijn van producten. Verschillende soorten en kwaliteiten voer, speelgoed en puzzels, riempjes en tuigjes. Met discussies over steriliseren en castreren, inenten, opvoeden en trainen. Cursussen en lezingen. Maar dat weet ik dan nog niet. Ik koop, impulsief, een konijn.

Fluffie  mei 2015