Aan de poten van de boekenkast zitten knaagsporen, aan sommige boeken ook.
De hondenbench neemt een prominente plaats in en ervóór ligt een groene nep grasmat van Blokker. Hekjes staan in de kamer voor wanneer de konijnen los zijn: ze mogen namelijk niet aan de stroomdraden knagen.
Wat een troep zul je misschien denken. Ik denk het ook wel eens.
Waar vroeger alleen de honden en de kat meetelden als gezinsleden hebben nu ook konijnen een plekje gekregen.
Mijn leven is veranderd, mijn huwelijk, mijn man, mijn huishouding. Alles is veranderd.

Door de beroerte van mijn man kwam alles op zijn kop te staan. Hij was manager. Workaholic.
Praten en onderhandelen was zijn werk.
Van het ene moment op het andere werd hij  “CVA patiënt”  en kon hij niet meer praten, lezen, schrijven, rekenen of organiseren. Hij was letterlijk met stomheid geslagen, en ik aanvankelijk ook.

Ons huwelijk had ups en downs, en voor zijn CVA was het een down. Ik miste mijn maatje dat tegenwoordig alleen in de zomervakanties beschikbaar was. Nu werd ik geconfronteerd met een man die zwijgend en in zichzelf gekeerd op de bank zat. Hij was de gevangene van zijn lichaam dat het niet meer deed. Hij vocht tegen zijn nieuwe werkelijkheid.

Ook ik was niet op mijn best, die maanden. Ik was woedend, verdrietig, teleurgesteld en hoopvol.

En toen zag ik het Voskonijn weer, bij het tuincentrum, ze zat er nog.
Haar nestgenootjes waren inmiddels weg. Ze stond er alleen voor, net als ik.
Ze zag er schattig uit, met dat grijze fluffy haar. Ze had een pientere wakkere oogopslag, maar er was ook iets donkers in haar uitstraling.
Wat wil je ook, achter glas, in een bak van ongeveer 4 keer haar lichaamslengte. Overdag passeren mensen haar bak, op zoek naar een plantje voor een kennis. Misschien is er af en toe een kind dat zegt.. mama kijk! en dan zegt mams; ja schattig, maar nou doorlopen.
Ze had schoon zaagsel, een etensbakje en een waterfles in haar glazen gevangenis. Er lag wat hooi, en misschien nog iets om op te knagen. Ze keek me aan en ze wist dat ik haar zag, met mijn ogen, met mijn hoofd en met mijn hart. Het zweet brak me uit.

Ik nam haar mee. Ik had dringend behoefte aan een glimlach in mijn ziel. Ik had behoefte aan iemand die niets te maken had met de schok van de afgelopen tijd. Iemand die gewoon zichzelf kon zijn, onbevangen en fris. Die niets wist van “vóór de CVA”. Iemand die de huidige situatie accepteerde, voor wie Nu de enige werkelijkheid is.
Ik zelf was nog niet zo ver.

Ik zette haar op de bank, tussen ons in.
Ze hipte wat heen en weer. Ze was dol op banaan en op zonnebloempitten.
Ik leerde haar kusjes geven. Ik leerde haar hierkomen.
Dan zat ze bij mijn man en riep ik haar: Fluffie, Hier!
En dan stoof ze naar me toe, incasseerde haar zonnebloempitje en huppelde terug naar mijn man.
Hier, dacht ze, dat is heen en weer.

Net als mijn leven. Hier, dat is hier, dat is weggaan en weer terugkomen. Alsmaar door.
Onbevangen, voor zonnebloempitjes, zoet, warm, en gevuld met het licht van de zon.

Over haar hoofdje heen konden wij elkaar weer aankijken, verbaasd en met een glimlach, soms.