Het nieuwe konijn moet een naam; uiteindelijk wordt het Puk. Dat is een woord dat mijn man ook kan uitspreken, ondanks de afasie.

Puk is een kleurdwergje. In de weken dat we haar hebben wordt ze knorrig. Het is een pittig ding, voor de duvel niet bang. Ze valt op zeker moment onze Corgi aan, die direct op zijn rug gaat liggen.

Op sinterklaasavond begint ze met grote bossen stro in haar bekje te hannesen. Ze trekt de haren uit haar borst en oksels. Het ziet er pijnlijk uit, maar Puk gaat fanatiek door. Ik voel mijn eigen vel branden als ik er naar kijk.
Ze zal toch niet schijnzwanger zijn, denk ik nog…..Puk trekt de haren uit haar lijf
Hoe lang hebben we haar nou? Ik blader in m’n agenda: 28 dagen.
Dan kan ze dus ook echt zwanger zijn.

Een uur later hoort mijn zoon haar kreunen in de kattenmand.
Mam, kreunen konijnen? vraagt hij met een stalen gezicht.

Een poosje zit ik bij de kooi, maar dan word ik ongerust; moet ik ook nog wat doen of zo?
Ik bel Karin, een klasgenootje uit de konijnenopleiding. Karin Loffelohrdwergjes
Zij heeft vaker nestjes, en het eerste wat ze zegt is: je moet kijken of er een dood konijntje in zit.

Ik steek aarzelend mijn hand in het nestje en tast voorzichtig tussen stro en donshaar. Ze springen al muizen tegen mijn hand, ik schrik ervan.
Dan vind ik een koud lijfje.
Ik bekijk het gestorven konijntje, muisgrijs, nat en koud.
Ik ga nogmaals met mijn hand door het nest en tel 3 warme lijfjes.
Puk blijft doodgemoedereerd aan haar kant van de kattenmand, en trekt zich geen biet van mij aan.

In de weken die volgen heb ik veel contact met Karin; als dit… dan dat zegt ze.
De jonge konijntjes groeien op, ze krijgen hun oogjes probleemloos open.
Met kerst hebben we een hoop lol, ze komen uit het nest en zetten de kooi en later ook de kamer op de kop.

Maar Puk wordt ziek. Ik ontdek het te laat omdat ik haar knorrige gedrag van het begin inmiddels heb begrepen. Met al die kindjes in de buik is opgepakt worden niet leuk, en in de zoogperiode waarschijnlijk ook niet, dacht ik. Dus liet ik haar met rust.

Maar dan blijkt dat ik haar toch af en toe had moeten oppakken, ook al eist zij van niet.
Rond haar kontje zit een aangekoekte plak die ik niet kan identificeren als poep of urine. De huid er onder is rood en lijkt te verstikken.
Ik stuur foto’s aan Karin.
Ik was Puk, en ze is woest. Ze bijt me zodra ze uit haar immobiliteit is.
Elke dag kam ik met maizena het vuil millimeter voor millimeter een eindje los. Ik heb medelijden met dat dappere ding.
Ik gebruik alles wat ik op de konijnenopleiding heb geleerd om haar gerust te stellen, maar Puk’s willetje is sterker.
Ze wil niet!
Ik leer van haar om ondanks haar angst en woede toch rustig overtuigd te blijven van wat ik met haar doe, maar leuk is anders.

Als het moment is aangebroken dat haar jongen naar een eigen baasje moeten, besluit ik dat Puk een nieuw thuis nodig heeft; een nieuwe mens waarmee ze met een schone lei kan beginnen.
We brengen haar naar de konijnenopvang, waar ze direct wordt gekoppeld aan een gecastreerde ram; een prachtige hangoor. Binnen anderhalf uur zijn ze een stel. Dan laten we haar achter.

Opleiding Konijnendeskundige Gausacademie

Knaagdierenopvang Snuitje